Piet Hein 1856. Gezagvoerder A. Meijer. Schilderij door Jacob Spin.
De Piet Hein, het schip dat mij als kind al zo fascineerde, blijkt een even tragisch als vreselijk einde te hebben gekend. Droomde ik als jongere over de verre reizen die het maakte, nu weet ik hoe die konden aflopen. Uit de archieven van rederij Kaars Sijpesteijn diep ik brieven op die meer vertellen over de gevolgen van de zeevaart in de negentiende eeuw, en het gebrek aan een fatsoenlijk sociaal stelsel. Niet alleen verloren de dappere zeelieden die haar bevoeren het leven, de ondergang van de Piet Hein stortte vele levens van hun familieleden in een diepe afgrond. Beleefde brieven van de nabestaanden vertellen een verhaal van diepe wanhoop.
Overstap
In het bezit van onze familie is een schilderij van de Piet Hein (I), een brik of schoener, gebouwd in 1851 op de scheepswerf van Meursing in Nieuwendam. Het was het schip van mijn betovergrootvader Aldert Meijer. In vier eerdere blogs ben ik ingegaan op Aldert en zijn geschiedenis (ga hier naar het begin van deze geschiedenis over de Piet Hein en A. Meijer).
Toen de Piet Hein (I) in 1872 verging, voer mijn verre voorvader Aldert er al niet meer op. Hij was in 1867 overgestapt als kapitein op een andere schip, dat hij omdoopte van Consul Voelkel naar Piet Hein. Het schip was op dat moment twee jaar oud. Naar de reden moeten we gissen, maar het zou me niets verbazen dat Aldert een nieuwer, beter en vooral veiliger schip wilde. Tot 1872/73 voeren er dus twee schepen met dezelfde naam Piet Hein voor dezelfde reder: Pieter Hendrik (Piet Hein) Kaars Sijpesteijn uit Krommenie.
De archieven van de familie Kaars Sijpesteijn zijn flink uitgedund. Over de vele fabrieken van die familie is nog veel te vinden, maar van het rederijarchief is vrijwel niets over.
1872: waar is de Piet Hein???
Piet Hein (I) zeilt van Antwerpen naar Maracaibo, Algemeen Handelsblad 30-06-1872,
Als Aldert zijn nieuwe schip in gebruik neemt, wordt Jouke Cornelis Visser (geb. 1838 Schiermonnikoog) kapitein op de oude Piet Hein onder kapiteinsvlag nr. 51 van het Schiermonnikoger Zeemanscollege.
Het schip vaart daarna niet langer op St. Petersburg, maar wordt ingezet op de vaart op de West. Het doet een aantal vaste bestemmingen aan. Liverpool, – toen nog de Engelse industriestad bij uitstek – is een vaste tussenhaven, net als Curacao in ons Suriname.
Telegram waarin gevraagd wordt om vracht voor de Piet Hein naar Elmina
Tot mijn schrik vind ik ook de gevreesde slavenhaven Elmina onder de bestemmingen. De slavenhandel is dan echter al verboden, en de Piet Hein komt er om de palmolie te halen, en houtsoorten die als kleurstof in verven werden gebruikt.
Piet Hein, kapt. Visser in Maracaibo, Algemeen Handelsblad 01-11-1871
Ten slotte is er Maracaibo, de grote handelsstad in Venezuela. Het is daarvandaan dat de Piet Hein op 13 augustus 1872 vertrok met een lading koffie, suiker, katoen en dierenhuiden. Het werd nooit meer gezien.
Haven van Maracaibo in oude tijden
Na een tijdje valt het in Nederland op dat de Piet Hein allang weer wat van zich had moeten laten horen. De Duitse verzekeringsmaatschappij stuurt een telegram naar de reder: waar het schip Piet Hein met kapitein Meijer blijft? Het had al lang in Liverpool moeten zijn aangekomen? De verzekering haalt de kapiteins van de twee Piet Heins door elkaar, maar de vraag blijft: waar is het schip?
Men vreest voor het ergste. Reder Pieter Hendrik Kaars Sijpesteijn stuurt brieven richting Venezuela. In het rederijarchief vind ik antwoord van het Nederlands consulaat in Venezuela en kapitein B.A. Potjer.
Ik neem aan dat Potjer een kapitein is uit de Groninger Veenkoloniën, maar de onmisbare Piets Scheepsindex kent alleen een Berend Alders Potjer, die in 1872 waarschijnlijk al niet meer voer. Potjer vertelt aan de thuishaven, dat de Piet Hein al was vertrokken toen hij zelf in Maracaibo aankwam. Potjer had nog navraag gedaan bij een andere kapitein – waarvan ik de naam niet goed kan lezen-, die hem vertelde dat de Piet Hein al veel eerder moest zijn vertrokken.
Een antwoord van het Nederlands consulaat is geschreven in het Engels, door een waarnemend Vice-consul. Kennelijk had Nederland geen eigen consulaat in het land, en maakte het gebruik van het Engelse.
De brief is gedeeltelijk onleesbaar door verkleuring, maar de strekking is simpel en neutraal. Ja, de Piet Hein is vertrokken uit Maracaibo.
Potjer hoeft zich niet ambtelijk uit te drukken, uit zijn bedenkingen en hoopt het beste voor de families: ‘dus word de toestand van dit schip & bemanning hoogst bedenkelijk (?) dat er voor de betrekkingen hoe weinig hoop nog uitkomst mag komen.’
Ik vind ook nog een Duitstalige brief van de verzekeringsmaatschappij in Hamburg. Ik kan goed Duits, maar dat handschrift! Door de Nederlandse brieven worstel ik me nog heen, maar bij deze Duitse lukt me dat echt niet. Ik herken hier en daar een woord, en begrijp dat ook hier om inlichtingen is gevraagd waar en wanneer de Piet Hein voor het laatst gezien is, maar verder kom ik niet. In ieder geval waren schip en lading verzekerd.
Piet Hein vergaan met man en muis
De Geertruida in een storm. Schilderij Jacob Spin
Wat kan er gebeurd zijn? De Piet Hein (I) was in 1851 gebouwd, en in 1872 dus al betrekkelijk oud voor een houten schip. Het was bovendien nogal klein voor de vaart op de West, waar je tropische stormen kon verwachten.
In Nederlandse Schoeners en Brikken van Ron de Vos vind ik een beschrijving van zo’n schipbreuk. De Santa Rosa kwam vier jaar na de Piet Hein van de helling op dezelfde scheepswerf van Meursing in Nieuwendam. De Santa Rosa pikte tweemaal overlevenden van een schipbreuk op de West op.
Op 21 november 1868 was het op reis naar Curacao. Onderweg redde het kapitein J. de Waard een bemanning van 32 man van het schip de Calumet.
Twee jaar later – op 29 december 1871 – redde de Santa Rosa acht man van de Amerikaanse bark Volunteer, zoals te lezen is in het verslag van de kapitein De Waard van de Santa Rosa:
Op de 13e van die maand op 35 graden 24 NB en 49graden21 WL ontdekte ik iets in het zuidoosten, een schip dat tot aan het dek onder water lag en waar de zeeën hevig overheen sloegen. De bezaan- en grote mast waren gebroken. Alleen de fokkenmast stond nog overeind met mars- en bramsteng en fokkenra, waaraan nog een gedeelte van de fok hing te wapperen. Ook de boegspriet stak nog naar voren. Wel was de kluiverboom gebroken. Er op aanhoudende, ontdekten we eerst twee man die op de voormarsra stonden en kort daarna nog meer volk opeengedrongen in de mars, die om hulp seinden. Terstond liet ik zo dicht mogelijk op het wrak aanhouden en daarna de sloep strijken om de schipbreukelingen te redden. Bij de eerste tocht naar het wrak haalden we vier en bij de tweede nog eens vier schipbreukelingen van het wrak. Machteloos, uitgeput van honger en gebrek kwamen ze bij ons aan boord.’
De Geertruida in een storm. Schilderij Jacob Spin
Het verhaal van de geredde kapitein Field over wat er gebeurd was:
‘De 26e november werden we door een zware storm overvallen, waardoor de voorsteven gebarsten was en het schip ogenblikkelijk vol water was gelopen. Zonder nog iets te kunnen redden zijn we in de overgebleven mast gevlucht en hebben zo ten prooi aan honger dorst, stormwinden en regenslagen zeventien bange dagen doorgebracht. We rekten het leven met het eten van kleine krabben die we uit het drijvende zeewier zochten en met het drinken van het opgevangen zeewater dat van de mast lekte. Twee van onze makkers bezweken echter. We waren onwaarschijnlijk blij toen we de Santa Rosa in het oog kregen en zij ons. Ik moet nog zeggen dat we door De Waard en zijn equipage op het liefderijkst verpleegd zijn. Het volgende dat we nu gaan doen is ons melden aan de consulaire agent van Amerika.
Het leven op zee bleek gevaarlijk. Na zijn twee reddingen raakte ook kapitein De Waard met zijn Santa Rosa in 1875 vermist op zijn gebruikelijke reis naar Curacao.
Wat kan er gebeurd zijn met de Piet Hein? Er waren veel gevaren op zee. Er kon brand uitbreken aan boord, maar waarschijnlijker is dat het schip vergaan is in een storm. Het hierboven beschreven scenario is heel goed mogelijk: de boeg van een oud schip dat al zoveel harde golven heeft doorstaan, begeeft het onder de beukende golven, en het schip maakt zoveel water dat leegpompen niet meer helpt. Het kwam echter ook voor dat stormen zo plotseling opstaken, dat er geen tijd meer was om de zeilen te reven en het schip in één keer omsloeg en er geen redden meer aan was. We zullen het nooit weten.
Families zonder kostwinners
Wat we wel weten, is iets over de gevolgen voor hen die achterbleven. De vrouwen en kinderen die in Nederland wachtten op de mannen die niet alleen hun familie en geliefden waren, maar meestal ook hun enige bron van inkomsten.
Op de Piet Hein voeren waarschijnlijk zo’n zeven man, waarvan de meesten van Schiermonnikoog kwamen. In het archief van Kaars Sijpesteijn vinden we hartverscheurende brieven van hun nabestaanden. In Nederland waren voorzichtig de eerste vormen van sociale zekerheid aan het ontstaan, de zeemanscollege’s. Dat waren een soort onderlinge verzekeringen, waarvoor men maandelijks geld afstond. Met het geld werden nabestaanden van scheepsrampen bijgestaan. Over het algemeen met name de elite, de kapiteins. Het gewone volk moest zich maar redden en was vaak aan de willekeur van de kerkelijke bedeling en het armenhuis overgeleverd.
Soms begonnen weduwen een winkeltje. Dat was een sociaal geaccepteerd beroep voor vrouwen die hun man waren verloren. Op Schiermonnikoog deed zich echter het probleem voor, dat juist in die tijd veel kapiteins naar Amsterdam verhuisden – waaronder mijn betovergrootvader – zodat alleen de armere bewoners op het eiland achterbleven. Het armenhuis van Schiermonnikoog deed daarom via landelijke krantenadvertenties meerdere malen – tevergeefs – een beroep op rijken elders in het land om hulp.
Onderstaande brief van Catharina Maria Fenenga, de weduwe van stuurman D. A. Jonker schetst een treffend beeld van de gevolgen. Een weduwe met drie kinderen, waarvan er twee ziek zijn. Na een jaar is er geen eten meer en geen ‘brand’ (turf of hout). Met een onderdanige toon vraagt ze of er misschien nog een deel van het inkomen van haar man te verwachten is.
Ik ben de weduwe van stuurman D.A. Jonker, vermoedelijk verongelukt aan boord van de P. Hein, bij kapt. J.K. Visser, en daar ik UEdele eens willende aanzoeken of mij nog niet its toekomt van delaast verdiende maanden die mijn man op de P.Hein is geweest, er is mij door verscheidene menschen aangeraden, om hier zelf eens na UEdele toe te schrijven.
Zoo als UEdele ook wel bekend zal zijn ben ik doodarm zitten gebleven met drie klijne kinderen, waarvan twee veeltijds zukkelend zijn. En daar bij de op handen zijnde winter daar ik zoo noodig een beetje brand moest hebben. En met leevens onderhoud, zoo als wat aardappels. Moogde het soms weezen dat ik nog wat konde beuren, dan zou ik het hoogst noodig kinnen gebruiken. Dog oordeel UEdele dat er mijn niets meer van toekomt, dan moet ik ook al weer geduldig tevreeden zijn.
Of de weduwe ooit hulp heeft gekregen? Uit een brief van de weduwe Stegenga uit het Friese Workum begrijp ik dat ze al een keer een poging heeft gewaagd. Ik begrijp niet helemaal hoe het zit, maar ze heeft een -kennelijk persoonlijk – zegel meegegeven aan de beurtschipper. Mogelijk kon de schipper hiermee bewijzen dat hij namens de weduwe geld kwam vragen en er dus niet zelf mee vandoor ging. Maar het was ‘vruchteloos’ : de schipper en weduwe hebben kennelijk geen geld gekregen. Terwijl de weduwe toch zit met vijf kleine kinderen en geen inkomen meer heeft. Nu vraagt ze het nog een keer, met nadruk op haar uitzichtloze toestand:
Ued Heer ligt kan begrijpen in welk eenen toestand ik mij hier bevind van alles ontbloot en zonde vooruitzichten zonder mijn man nimmer meer te aanschouwen dit is een ramp voor mij als moeder met 5 nog jeugdige kinderen welke de ouderlijke zorgen nog zoo nodig hebben van de 5 tot 9 jaren telt dus UEdelen.
De Rijken helpen elkaar
Pieter Hendrik Kaars Sijpesteijn
Het is een beetje van alle tijden dat de rijken vooral andere rijken helpen, en het gewone volk het nakijken heeft. Die toestand lijkt zich ook hier voor te doen, want de enige dankbrief die ik vind, is die van Antje Theunis Teensma (1840-1877), de weduwe van de kapitein. Ze was in 1868 met Jouke getrouwd, had twee kinderen gekregen die allebei meteen overleden. Allereerst haar brief met verzoek om geld. Geld, waarop ze kennelijk nog recht heeft maar toch laat ze ook niet na te wijzen op haar bedroevende omstandigheden:
WelEdle Heer Kaars Sijpesteijn, Mijnheer !
Lang heb ik er tegenop gezien om, in mijn treurige omstandigheden aan UEd te schrijven.
Reeds lang ben ik zonder geld maar thans bevind ik mij in de noodzakelijkheid, om UEd eindelijk te verzoeken, of UEd zoo goed zou willen zijn om mij dat geld te zenden het welk mij van de afrekening toekomt.
Want daar mijn man nog eene zuster heeft en wij geen testament gemaakt hebben en ons kindtje verleden jaar overleden is, zoo zou zij van hem moeten erven maar daar er nog drie jaren moeten verlopen, en dan nog eene oproeping zou moeten geschieden.
Zo raadt men mij, om haar een som geld haar erfregt af te kopen daar er later soms nog meerdere onaangenaamheden uit zouden kunnen voorkomen.
Dit zijn mijn bij zwaar verlies nog treurige omstandigheden voor mij.
De afrekeningen heb ik van mijn broeder ontvangen en heb gezien dat mij nog toekomst f540 en 77 ½ cent en dat ik later van de assurantie nog ongeveer f500 zou kunnen ontvangen.
Hopende dat UE mij dit niet kwalijk zal nemen en na groete noem ik mij met de meeste achting UE diepbedroefte wed. J C Visser geboren Teensma.
Kapitein Jouke Visser kwam net als de meeste andere kapiteins van de rederij uit Schiermonnikoog. Dat de weduwe haar meisjesnaam er aan toevoegt, is niet ongebruikelijk, maar kan hier nog een ander doel hebben gehad. Er voeren meerdere kapiteins Teensma voor rederij Kaars Sijpesteijn, haar broers Enné en Pieter Teensma, de beide mannen die mijn betovergrootvader hielpen toen hij dodelijk ziek werd in St. Petersburg. Wat moesten die er niet van denken als hun zus niet kreeg waarop ze recht had?
Het is dus niet vreemd dat er werd uitbetaald. De reder biedt ook nog een lening aan, waarmee de weduwe erfrecht kan afkopen. De weduwe van Jouke Visser reageert met een dankbrief. Is het de enige van de nabestaanden die iets te bedanken heeft? Of is het toeval dat dit de enige dankbrief die ik vind?
Problemen bij vermissing: geen doodverklaring
Bouwtekening Zeemanshuis Amsterdam
Voor de nabestaanden was er nog een groot probleem. De betreffende zeeman was vermist, en dus was niet zeker dat hij dood was. En zolang er geen officiële doodverklaring was, kon de erfenis vaak niet worden geregeld.
Wat ik van begrijp, is dat een doodverklaring pas na drie jaar kon worden afgegeven. Soms was het zelfs niet echt duidelijk wie zich aan boord had bevonden toen het schip verging. Onderweg monsterden er soms bemanningsleden aan en af. Dat werd bijgehouden op het schip, maar niet bij de rederij. En nog een probleem: bij aanmonstering leenden matrozen vaak geld als voorschot op hun gage, zodat het ook nog zo kon zijn dat de vermiste een ‘schuld aan het schip’ had.
Dat laatste zou het geval kunnen zijn met Klaas J. Bas. Een bestuurder van het Zeemanshuis stuurt Kaars Sijpesteijn een brief over Klaas, namens diens vader. Helaas kan ik de functie van de briefschrijver niet goed lezen. Het zeemanshuis was een ‘nette’ overnachtingsplaats voor zeelieden, als ze korte tijd in de haven lagen, maar hier is het misschien ook een opvangplaats voor oude zeelieden.
Amsterdam 28 juli 1873
Weledele heer P.H. Kaars Sijpesteijn, Krommenie
Onder dankzegging van de reeds gedane (incite?) ten aanzien van den persoon Klaas J. Bas die met het schip Piet Hein kapt. J. Visser is vermist zou het mij ten zeerste verplichten met de opgave tegen welke gage hij in april 82 in Liverpool is gemonsterd, dan kan ik de vader eene opgave doen en gemakkelijk (??) dat zijn zoon eerder eenige schuld dan te goed aan het schip had.
Tot wederdienst bereid (directeur??) v/h Zeemanshuis
Er wordt een hele juridische procedure in werking gesteld. Vanaf 1876 wordt tot driemaal in het Algemeen Handelsblad en de Staatscourant een grote (en dure) advertentie geplaatst met een oproep aan Klaas om zich te melden. Opdrachtgever is Jan Harmens Bos, ‘bedzuiveraar’ uit Wolvega, mogelijk een broer van Klaas, die twee procureurs aanstelt voor een rechtszaak in Heerenveen. Een stukje uit de dagvaarding:
Aangezien gedaagde zijne woonplaats heeft verlaten zonder volmacht tot waarneming zijner zaken of orde op beheer van dezelve te hebben gesteld;
Aangezien gedaagde in de maand december des jaars 1800 zeventig van Wolvenga naar Amsterdam is gegaan en aldaar als matroos met het schoonerschip kapt. J.C. Visser naar Maracaibo, Venezuela, Zuid Amerika is vertrokken en in zee is vergaan
Aangezien volgens ingewonnen bericht, gedaagde met evengemeld schip den 23 augustus 1872 die havenstad heeft verlaten, en sedert dien datum van schip en lading niets naders is vernomen, zodat het in de zeelijst van Amsterdam van 23 januari 1873 als vermist is aangewezen, en men algemeen van oordeel is, dat gemeld schip op de terugreis met man en muis is vergaan.
Ook voor Cornelis Nicolaas Martinus van der Horst uit Amsterdam wordt zo’n procedure in gang gezet, namens zijn moeder en zus. Niet alleen worden er oproepen in de krant geplaatst, maar ze worden ook aangeplakt aan het stadhuis, lees ik in de dagvaarding in het Algemeen Handelsblad.
Daarmee hebben we de namen van de kapitein, eerste en tweede stuurman en twee anderen voorbij zien komen. Ik neem aan dat er meerdere matrozen aan boord waren, een kok en een ‘jongen.’ Van een deel van hen horen we niets.
Piet Hein (II) naar de West
Die vermissing van de Piet Hein (I) heeft nog een gevolg. Na de dood van mijn betovergrootvader in St. Petersburg, was stuurman Roelof Vil in der haast tot kapitein benoemd. Vil zette de gebruikelijke tochten in de Oostzee voort op de Piet Hein (II).
Na de vermissing van de eerste Piet Hein, verandert dit. De zeilvaart op de Oostzee verliest het toch al van de opkomende stoomvaart. Alleen op lange reizen is de gratis wind nog goedkoper dan steenkool en stoom. Dus kort na de vermissing van de Piet Hein (I) worden Vil en zijn schip ingezet voor de vaart op de West, waarbij ze de gebruikelijke route van kapitein Visser overnemen.
————————————————————————————————
Bijlagen: oorspronkelijke correspondentie rond de Piet Hein met transcriptie.
als u de afbeeldingen aanklikt verschijnen ze op orgineel formaat.
Brief van het consulaat. Rechterdeel door verkleuring onleesbaar.
Sir,
Your (favor?) of 17 dec 1872 had arrived in this consulate the 10e februari. In answer I hereby certify that (the?) Schooner ,,Piet Hein’’ , J. C. Visser (…) the 13e of august 1872 with a cargo of (…) Dividive tot he channel for orders (…)
The acting V. consul of the Netherlands (onleesbare handtekening)
Antwoord van B.A. Potjer aan reder P.H. Kaars Sijpesteijn over vermissing Piet Hein
Den Heer P.H.Kaars Sijpesteijn, Krommenie
Mijn Heer!
Ter beantwoording van uw schrijven van 23 augustus aan den heer J.H. v.d. G. dient tot mijn groot leedwezen, dat ik u volstrekt geen (?) tijding kan mede delen, bij arivenment te Horacaibo van de Geertsema was de Piet Hein (f m 4 weken vertrokken, zelfs kapitein (Klaino?) van de Frederik Henderik had (vioger?) bij arrivement schoon veel vroeger niet meer aangetroffen, dus word de toestand van dit schip & bemanning hoogst bedenkelijk (?) dat er voor de betrekkingen hoe weinig hoop nog uitkomst mag komen.
Teken ik met hoogachting
Uwed. Dienaar,
B.A. Potjer
Duitse brief verzekeringsmaatschappij met vraag waar Piet Hein blijft
Hamburg den (8?) februar 18(73?)
Herrn,
P.H. Kaars Sijpesteijn, Krommenie bei Haarlem (Holland)
Wir erlauben ons hiermit Ihn höflich zu bitten uns gefl. recht bald sagen zu wollen wo Ihr Schiff Piet Hein capt: Meijer aufhalt und ob Sie überhaupt nachrichten daaruber besitzen
Nach unsere Notizen ist daselbe am 16 August 1872 van Maracaibo für Liverpool bestimmt gesegelt & haben wir leider die Gewissheit dat Ihr Schiff in diesem haven bis jetzt nicht angekommen ist.
Wir sagen Ihnen für gefl. (???antwort) zum Voraus unsern besten Dank zu Zeichnen
Hochachtungsvoll
(stempel: Nord Deutsche Versicherungsgesellschaft, Director)
per Arthur Duncker
Richard Muller
Duitse brief over vermissing Piet Hein
Brief weduwe Jonker aan Kaars Sijpesteijn
Schiermonnikoog den 16 october 1873. WelEdele Heer. Mijn heer ik maak mij zoo vrij om eens aan uUedele te schrijven. Ik ben de weduwe van stuurman D.A. Jonker, vermoedelijk verongelukt aan boord van de P. Hein, bij kapt. J.K. Visser, en daar ik UEdele eens willende aanzoeken of mij nog niet its toekomt van delaast verdiende maanden die mijn man op de P.Hein is geweest, er is mij door verscheidene menschen aangeraden, om hier zelf eens na UEdele toe te schrijven. Zoo als UEdele ook wel bekend zal zijn ben ik doodarm zitten gebleven met drie klijne kinderen, waarvan twee veeltijds zukkelend zijn. En daar bij de op handen zijnde winter daar ik zoo noodig een beetje brand moest hebben. En met leevens onderhoud, zoo als wat aardappels. Moogde het soms weezen dat ik nog wat konde beuren, dan zou ik het hoogst noodig kinnen gebruiken. Dog oordeel UEdele dat er mijn niets meer van toekomt, dan moet ik ook al weer geduldig tevreeden zijn. Maar dan verzoek ik UEdele vriendelijk om mij dan hier zelf eens over te schrijven, hoe of het dan is. Thans zal ik sluiten en noem mij UEdele dienstwillige dienares de weduwe C. A. Jonker te Schiermonnikoog.
Brief over Louwe Stegenga
Workum 6 januarij
Weledelen Heer Patroon,
Na lang en smartelijk ten tevens ongeduldig wachten heb ik eindelijk de moedt en de ten (???0 om mij tot U Edele Heer te wenden met een vriendelijk verzoek of u mij ook eenige inlichtingen kan geven aangaande mijn man (Louwe?). Ued Heer ligt kan begrijpen in welk eenen toestand ik mij hier bevind van alles ontbloot en zonde vooruitzichten zonder mijn man nimmer meer te aanschouwen dit is een ramp voor mij als moeder met 5 nog jeugdige kinderen welke de ouderlijke zorgen nog zoo nodig hebben van de 5 tot 9 jaren telt dus UEdelen Heer u kunt oordelen weder ik mij zoude toe moet wenden om in hun onderhoud te voorzien.
En ik daarom Uwe Edele nog eens inroep om bijstand te bieden mij als moeder met 5 kinderen daar ik de beurtschipper mijn (M…d)zegel heb medegegeven en hierop heb gewacht (onleesbaar) vruchteloos heb teruggekregen en ik nu zo in verlegenheid ben of U Edelen Heer mij hieruit niet kan redden gij doet een weldaadt welken God niet onbeloond laat zo ik uedele niet te lastig mag wezen berigt mij dan spoedig en redt mij uit deze verlegenheid
Uwen (onleesbaar) dienares Grietje Stegenga, geboren (onleesbaar, )
Schiermonnikoog 4 julij 1873
Brief weduwe J.C. Visser Teensma over de Piet Hein
WelEdle Heer Kaars Sijpesteijn
Mijnheer !
Lang heb ik er tegenop gezien om, in mijn treurige omstandigheden aan UEd te schrijven.
Reeds lang ben ik zonder geld maar thans bevind ik mij in de noodzakelijkheid, om UEd eindelijk te verzoeken, of UEd zoo goed zou willen zijn om mij dat geld te zenden het welk mij van de afrekening toekomt.
Want daar mijn man nog eene zuster heeft en wij geen testament gemaakt hebben en ons kindtje verleden jaar overleden is, zoo zou zij van hem moeten erven maar daar er nog drie jaren moeten verlopen, en dan nog eene oproeping zou moeten geschieden.
Zo raadt men mij, om haar een som geld haar erfregt af te kopen daar er later soms nog meerdere onaangenaamheden uit zouden kunnen voorkomen.
Dit zijn mijn bij zwaar verlies nog treurige omstandigheden voor mij.
De afrekeningen heb ik van mijn broeder ontvangen en heb gezien dat mij nog toekomst f540 en 77 ½ cent en dat ik later van de assurantie nog ongeveer f500 zou kunnen ontvangen.
Hopende dat UE mij dit niet kwalijk zal nemen en na groete noem ik mij met de meeste achting UE diepbedroefte wed. J C Visser geboren Teensma
Dankbrief weduwe Jouke Visser
Schiermonnikoog 13 junij 1873
Weledele Heer Kaars Sijpesteijn
Mijnheer!
UEdele brief van 9 dezer, met de daarin zich bevindende f540 in bankpapier alsmede het postwisseltje heb ik heden wel ontvangen en dank UE voor de spoedige toezending, en voor het vriendelijke aanbod dat u mij nog geld zou willen voorschieten maar hoop dat ik het niet voor die tijd zal nodig hebben.
Na groeten met de meeste hoogachting UE diepbedroefde en (onleesbaar) weduwe J C Visser, Teensma
Kaartje waarin de weduwe D.A. Jonker om gage van haar vermiste echtgenoot vraagt.
Een hoek van het kaartje is afgescheurd en dus onleesbaar.
Brief van 30 oct (….) ik vijfentwintig (….) tot slot van gage (….w)ijlen mijn man stuurman D.A. Jonker komende van de vermisten schooner ,,Piet Hein’’ kapt. J.C. Visser
Schiermonnikoog 1 nov 18(..73) De weduwe D.A. Jon(ker)
Brief van het Zeemanshuis over Klaas J Bas die vermist is met de Piet Hein
Amsterdam 28 juli 1873
Weledele heer P.H. Kaars Sijpesteijn
Krommenie
Onder dankzegging van de reeds gedane incite ten aanzien van den persoon Klaas J. Bas die met het schip Piet Hein kapt. J. Visser is vermist zou het mij ten zeerste verplichten met de opgave tegen welke gage hij in april 82 in Liverpool is gemonsterd, dan kan ik de vader eene opgave doen en gemakkelijk (??) dat zijn zoon eerder eenige schuld dan te goed aan het schip had.
Tot wederdienst bereid (???) hr directeur v/h Zeemanshuis
Dagvaarding 06-01-1876 Bos, in links op de pagina.
Dagvaarding Cornelis Nicolaas Martinus van der Horst, tweede stuurman op de Piet Hein (I). Algemeen Handelsblad 23-03-1876