‘Je ziet het pas als je het ziet,’ is zo’n mooie uitspraak van Johan Cruijff. Ik ben zo gewend aan veel dingen in het leven dat ik ze niet zie. Tot ik ze zie.
Eén van die dingen die ik opeens zie, is de Vrije Markt. Of liever: het ontbreken daarvan. Als kind van de Koude Oorlog weet ik niet beter dan dat ik in een vrije markt leef. De ‘anderen’ waren onvrij. Die leefden namelijk niet in een vrije markt maar in ‘het communisme.’ En dus hadden ze pech.
Het communisme is al lang verdwenen maar hoeveel is de wereld eigenlijk veranderd, vraag ik me wel eens af. Zijn die Russen er nu veel beter aan toe? Ik weet het niet.
En opeens vraag ik me af of ik wel in een vrije markt leef. Ik heb namelijk een bankprobleem. Met één bank had ik namelijk al de ervaring dat die vervelend onbetrouwbaar is. Toen ik klant was van de Rabobank werd mij ooit tijdens het pinnen verteld dat ik nog vijfhonderd euro kon opnemen. Ik had 400 euro nodig en dus pinde ik dat bedrag. Weken later bleek dat ik daardoor 200 euro rood kwam te staan. Daar rekende die bank opeens 18% rente over. Stiekem, want ze hadden me zelf verteld dat ik dat geld gewoon kon pinnen. En sinds wanneer betalen ze míj 18% rente als ik ze geld leen?
De drie andere Nederlandse banken zijn de laatste tijd gered door de Nederlandse belastingbetaler. Ze blijken zo onbetrouwbaar te zijn dat ze zonder onze hulp failliet zouden gaan.
Conclusie: ik vind alle Nederlandse banken onbetrouwbaar. Ik wil dus geen zaken meer doen met banken. Moet kunnen, we leven immers in een Vrije Markt?
Niet dus. Ik zie het gezicht al van mijn baas, als ik hem vertel mijn salaris voortaan maar weer gewoon maandelijks in een loonzakje te doen. Sterker nog: als ik bijvoorbeeld mijn gas en licht wil betalen, dan kan dat niet eens meer contant. Ik word gedwongen om dat via een bank te doen. De grootste dwingeland is natuurlijk de overheid. Kan ik mijn belasting als het u belieft weer gewoon in graan en runderen betalen? Niet dus. Hoezo vrij?
Die vrije markt lijkt dus een mooie fictie. Ja, als je letterlijk naar de markt gaat, daar bestaat hij. Als ik rotte appels koop bij een kraampje, dan koop ik daar de volgende keer niet weer. Dan kijk ik of zijn collega betere heeft. En anders koop ik liever peren. Maar met banken?
Is die vrije markt nu alleen een fictie van economen of heeft hij ooit werkelijk bestaan? In het prachtige boek Schuld. De eerste 5000 jaar van David Graeber kwam ik zowaar een voorbeeld van een echte vrije markt tegen. Het gaat om het handelssysteem rond de Indische oceaan. Het was een systeem dat los van overheden functioneerde. Het dreef op ‘vertrouwen,’ nog zo’n codewoord van de laatste tijd. En dat vertrouwen in anderen ontleende men voor een groot deel aan het feit dat de zakenpartner een goed Islamiet was en een deugdzaam leven leidde.
Hier ging het echt om vertrouwen, want als een zakenman niet gered wordt door overheden, dan komt het er op aan wat anderen van hem vinden, zijn reputatie is cruciaal. Blijkt hij onbetrouwbaar, dan gaat hij gewoon failliet en zal nooit meer iemand zaken met hem willen doen. Deze zakenlieden waren dus doorgaans eerlijke en betrouwbare mensen.
Ik vond het inspirerend leesvoer. Het biedt ook veel aanknopingspunten om over verder te denken. Opvallend is natuurlijk al dat het enige echte vrijhandelssysteem dat ooit bestaan heeft Islamitisch was: rente op leningen was verboden. Dat is iets dat Westerse voorstanders van de vrije markt er liever maar niet bij vertellen.
Een tweede vraag: als een systeem echt drijft op ‘vertrouwen,’ dan is de markt vrij, maar zijn de personen dat ook? Natuurlijk: je leent je geld uit aan een goede moslim, want je weet dat hij zich aan de Islam houdt. Maar doe je ook zaken met een atheïst?
Volgens mij kun je uiteindelijk zeggen dat de vrijheid van de markt en de personen omgekeerd evenredig zijn. In een vrije markt krijgen alleen mensen die zich volledig conformeren aan de normen toegang tot krediet en handel. Anderen niet.
De vrije markt was overigens een belangrijke drijvende kracht achter de verspreiding van de Islam in rond de Indische oceaan, richting oosten: India, Indonesië, Malakka. Overal waar handel was, was de Islam.
Bij de verspreiding de andere kant op, naar het Westen, mislukte het. Daar stuitte de Islam op het Christendom. De christelijke orde van de Tempeliers nam het Islamitische handelssysteem weliswaar over tijdens de kruistochten, maar toen ging het fout. De staat greep de macht. De Franse koning beschuldigde de Tempeliers van homosexuele praktijken, sloot ze allemaal op en maakte zich meester van al het geld en het handelsysteem. Einde vrijhandel. Sindsdien is de staat heer en meester over de handel en banken, een toestand waar we nu nog in zitten. U denkt toch niet dat al die daklozen en kinderen die zonder ontbijt naar school gaan, vrijwillig meebetalen aan het ‘redden van de banken’?
En er was nog een opvallende ontwikkeling die min of meer parallel liep met de staatsbemoeienis met de handel en het banksysteem: het systeem draaide niet meer om eerlijkheid en vertrouwen.
Moest de handelaar in de Islam een betrouwbaar persoon zijn, in het Westen werd dat steeds minder het geval. Nu de handel niet meer vrij was, konden mensen weer een stuk vrijer zijn. Of sterker nog: hoe onbetrouwbaarder, hoe beter.
De bekende Rotterdamse Engelsman Bernard Mandeville bepleitte in zijn boek The Fable of the Bees (1714) zelfs het tegendeel van een deugdzaam leven: egoïsme, losbandigheid en hebzucht zijn de drijvende kracht achter de economie. Dat was een schok voor de toen nog Christelijke wereld, maar zijn boodschap werd al snel overgenomen door economen, die zelf overigens zelf het goede voorbeeld geven, omdat ze uit tests altijd naar voren komen als het meest egoïstische soort mensen.
In de jaren ’90 werd de boodschap van Mandeville omgezet in het bekende bankdevies ‘Greed is Good,’ het bekende motto van Wallstreet dat leidde tot de huidige crisis.
Ik word dus door de overheid en bedrijven gedwongen zaken te doen met een bank. Geen ontkomen aan. Laat ik dus maar een bank uitkiezen die goed op mijn geld past. Maar hoe maak ik nu de juiste keuze? Als ik zeker wil weten dat mijn nieuwe bank de beste is, moet ik volgens de vrije-marktideologie dus vragen: ‘Hebt u de meest egoïstische, losbandige en hebzuchtige mensen in dienst?’
Ik verheug me op het gezicht van de bankier als ik mijn vraag stel.
Tenslotte blijf ik dan slechts met één paradox zitten: als die bankiers iedereen bedriegen, hoe weet ik dan dat ze mij niet bedriegen?
Marco in ‘t Veldt